Een buurman plaatste een linkje naar een nieuwssite in de groepsapp. Ruim tien jaar woon ik nu op Zuid: de eerste jaren was het rustig, maar de laatste jaren nam het aantal linkjes in de buurtapp toe. Veelal betrof het artikelen over geweldsincidenten die hebben plaatsgevonden in de straten rond mijn huis: de jonge vader die op het terras om de hoek van dichtbij door zijn hoofd geschoten werd, de man in de middenberm van de Oranjeboomstraat en nu dus de man in de witte hoodie die van dichtbij doodgeschoten werd op de kruising die ik dagelijks oversteek.

Afgelopen maand verbleef ik even in Parijs. Ik huurde een appartement aan Rue Bichat. Toen ik op Google Maps de omgeving verkende, zag ik dat concertzaal Bataclan slechts een kilometer verderop zat. Ik dacht terug aan de beelden van de vluchtende concertbezoekers die op tv verschenen. Ik was was lang niet meer in Parijs geweest: vage herinneringen aan de Eiffeltoren en de Arc de Triomphe hebben plaatsgemaakt voor de haarscherpe beelden van mensen in paniek. Het zijn de meldingen die ons beeld kleuren, maar ook de meldingen die we te makkelijk wegklikken.

‘Weer deze buurt, wat doe ik hier nog?’ kopt het AD daags na de liquidatie van de man in de witte hoodie. Ik snap die reactie. Het was precies wat ik me afvroeg nadat een tuinman een gedumpt, geladen pistool in ons achterpad vond, toen de granaat voor de deur van het bezorgrestaurant werd gevonden, toen de ruit van de tabaksshop kapot geschoten werd en toen mijn dochter vroeg waar de zwarte vlekken op de stoep vandaan kwamen waar ze zojuist overheen had gefietst. ‘Ik weet het niet’, zei ik en ik zweeg van het artikel over de uitgebrande auto die gelinkt werd aan de liquidatie van de jonge vader op het terras.

In het Parijse appartement waar ik verbleef, zocht ik op waar de andere aanslagen in 2015 plaatsvonden. Op een foto zag ik Le Carillon. De kruising waaraan het café gelegen is, is bedekt met bloemen. Op een volgende foto zie ik tussen de ambulancemedewerkers een viertal afgedekte lichamen op straat liggen. Op de witte lakens zitten bloedvlekken en onder een van de lakens steekt een paar voeten met instapschoenen uit.

Op de achtergrond is het blauwe lichtbord van het Laurette Théâtre te zien; het komt me bekend voor. Ik kijk uit het raam van het appartement waar ik verblijf en zie recht tegenover mijn appartement hetzelfde blauwe lichtbord. Opeens bevond ik mij niet meer in het Parijs van de kunst en de liefde, de stad van Montmartre; opeens stond ik in het Parijs van de aanslagen. De wereld door de lens van het journaal en deze camera is dwingend. Sinds het linkje naar de nieuwssite woon ik weer op het Zuid van de geweldsincidenten, de buurt waar men zich afvraagt wat men hier nog doet.

Geweld wordt pas invoelbaar als het écht dichtbij komt. De impuls om dan te vluchten begrijp ik. Nadat afgelopen jaar een huis verderop in onze straat werd beschoten, plaatste RTV Rijnmond een foto waarop een rood wit lint was bevestigd aan de glijbaan waar mijn zoontje die middag nog vanaf was gegleden. Ik begrijp die impuls om te vluchten naar een buurt waar dit niet gebeurt. Een saaie, burgerlijke buurt met twee-onder-een-kappers op veilige afstand van de geweldsincidenten waarover de nieuwssites schrijven.

Een melding van Funda in mijn mailbox. In een brave buitenwijk van de stad staat een gezinswoning te koop in een buurtje met gemiddelde statistieken. Ik scrol door de foto’s en verwijder het mailtje. Ik lees op een nieuwssite dat de man in de witte hoodie 34 jaar is geworden. De jongen op de foto lijkt op de jongen die gisteren in de rij voor de kassa van de supermarkt zo vriendelijk naar mijn zoontje lachte.

Ik klik door naar een video waarin buurtbewoners worden geïnterviewd over de gebeurtenissen in Le Carillon, een jaar na de aanslagen. Een meisje zegt dat ze nog regelmatig wat drinkt op het terras waar ze die avond een van haar vriendinnen verloor. Aan die avond wordt ze niet graag herinnerd, maar met haar buurtgenoten herdenkt ze de vijftien slachtoffers die hier vielen, maar ook de wijk die het was en ze vieren de buurt die het weer is geworden. De journalist vraagt het meisje hoe ze dat dan aanpakken: ‘Samen’, zegt het meisje resoluut.

Column voor Vers Beton. Illustratie: Robin Duister.