De afronding van ons telefoongesprek nadert. Voorzichtig polst Femke mijn interesse in voetbal: vanavond speelt zowel Vitesse (haar club) als Feyenoord in Europees verband. Ik herken de gesprekstechniek – terugpakken op iets overeenkomstigs – uit een verkooptraining die ik ooit voor een callcenter volgde. Vervelend was de conversatie niet, maar nader tot elkaar zijn we niet gekomen.

Femke werkt als integratiemanager voor een landelijke kinderopvang-BV die ook ‘onze’ opvanglocatie heeft overgenomen. Aan Femke de taak het functioneren van de medewerkers te syncen met een daartoe opgesteld excel-bestand. Ik zeg dat ik de indruk heb dat de groei van het bedrijf hun voornaamste doel is. Dat kan ze niet ontkennen. Ik uit mijn zorgen over deze bedrijfsvisie. Op de vraag hoe ze daar zelf in staat, zegt ze: “Ik werk alleen maar voor de BV, ik heb daar verder geen invloed op.” Ik antwoord dat haar stem zwaarder weegt dan de mijne, maar dat ik vermoed dat ze de urgentie tot verandering niet voelt omdat haar functie samenhangt met dit verdienmodel.

Haar telefoontje volgde op mijn antwoord op een mail van de BV. “Wegens krapte in het personeelsbestand” mogen we geen ruildagen meer inzetten. Praktisch gesteld: we mogen in de slecht functionerende app geen verzoeken meer plaatsen waarop een Nieuwegeinse bureau-assistente terugbelt om te melden dat er op de gewenste dag geen plek is. Daarnaast, meldt de BV, gaan de kosten omhoog: de inzet van uitzendkrachten en ZZP’ers is kostbaar. En tot slot de vraag of we mensen kennen die voor ze zouden willen werken.

Ik schreef terug dat ik niemand zou aanraden voor de BV te gaan werken. Dat ze geen nieuwe medewerkers, maar een beter idee nodig hebben. Want meer nog dan de wisselende leidsters op de groep, zitten mij hun werkomstandigheden sinds de overname dwars.

Femke vraagt me waar de pijn zit. Ik zeg dat ik me zorgen maak om de mensen op de vloer. Van het zelfsturende team dat de opvanglocatie aan de Entrepotstraat opstartte, is weinig over. Tijdelijke contracten werden om onduidelijke redenen niet verlengd, bij vragen beroept het management zich op de privacywetgeving. Datzelfde management beschikt wel over parkeerkaarten om de auto voor de deur te kunnen zetten. Pedagogisch medewerkers krijgen deze niet. De groepen groeien harder dan de ruimte toelaat en als norm voor de bezettingsgraad wordt de uiterste wettelijke ondergrens gehanteerd.

De leid(st)ers op de BSO aan de Levie Vorstkade hadden bovendien een mooi programma voor de zomer bedacht maar zijn resoluut teruggefloten. “Tja,” verzucht Femke, “met dat programma hadden ze in twee weken tienduizend euro uitgegeven, dat geld is er niet.” Ik vraag of de prille twintigers daarin enige coaching hebben gekregen. Dat hebben ze niet.

Ze vraagt of ik ideeën heb. Ik vraag haar of je alles moet willen normeren en formaliseren. Ik vraag haar of je niet meer uit medewerkers halen kunt door ze vertrouwen te geven. Ik stel dat het bestaansrecht van een Rotterdamse organisatie bij de mensen op de vloer begint en niet aan een bureau in een kantoorpand op een Nieuwegeins industrieterrein. “Daar kan ik in zoverre in mee,” antwoordt Femke, “dat ik ook vind dat de mensen voorop moeten staan.” Ik vraag haar ook nog hoeveel zelfsturende teams je kunt coachen van het salaris van een integratiemanager.

Op Vitesse zou Femke vanavond haar geld niet zetten. Feyenoord dicht ze een grotere kans op een overwinning toe: “Dus dat kon wel eens een mooie avond voor je worden.” Ik ben een lampie, lach ik. En dat ze niet moet generaliseren: er wonen hier ook Rotterdammers die niet voor Feyenoord zijn. En dat het balletje bovendien nog rollen moet, dat je niet blindelings op statistieken kunt vertrouwen.

Zo ook niet op de cijfers waarmee Femke schermt: opbrengsten van collectiviteit en anderzijds het drukken van de kosten. Louter bestuurlijke leegte, ten koste van ons kroost. Schaalvergroting in de zorg is een ziekte. Juist als er financiële uitdagingen zijn hebben we geen integratiemanager nodig, maar een betrokken opvangteam dat op de kleintjes let.

Column voor Vers Beton. Illustratie: Robin Duister.